Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Zeggende:] [8]Waarom vasten wij, en Gij ziet het niet aan, [waarom] [9]kwellen wij onze ziel, en [10]Gij weet het niet? [11]Ziet, ten dage, wanneer gijlieden vast, [12]zo vindt gij [uw] lust, en gij eist gestrengelijk [13]al uw arbeid. 8. Dit zijn de woorden der huichelaars, die door hun huichelenden en uiterlijken godsdienst veel bij God menen te verdienen. 9. Te weten met vasten en honger te lijden; zie Lev.16:29. 10. Dat is, houdt u alsof gij het niet wist. 11. Dat is het antwoord des Heeren op de voorgaande vraag der Joden, alsof Hij zeide: Wilt gij de oorzaak weten, waarom ulieder vasten mij niet aangenaam is? Ziet, Ik zal het zeggen; uwe huichelarij is er oorzaak van, want terwijl gij vast, laat gij niet af van boze stukken te bedrijven. 12. Dat is, zo richt gij uit wat u behaagt, gelijk vs.13. Of, gij benaarstigt u om te vinden en te genieten waar gij lust en genoegen aan hebt. 13. Hebreeuws, smarten; dat is arbeid, dien uwe knechten en maagden met smart moeten doen. Anders: al uwen arbeid; dat is al uw goed, dat gij met arbeid verkregen hebt, en voorts uwe schulden, die gij van uw goed hebt uitstaan, vordert gij strengelijk. Zie Spreuk.5:10.